Waar is mijn Heer?
'Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze hem hebben neergelegd.'

Wanneer ik in het gezelschap van medechristenen ben en hen hoor
spreken over het geloof, is bovenstaande uitspraak van Maria van Magdala, meestal
wat in mij naar boven komt.
Wie is die Jezus waarover zij het hebben? Ik vind Jezus uit de bijbel niet terug.
Hij lijkt op de Jezus die ik ken, maar toch is Hij het niet.
Wat ik bedoel, is dat het beeld dat zichtbaar wordt, zo beperkt,
zo onvolkomen is.
Wanneer je aan iemand vraagt wat er zo bijzonder aan Jezus is,
komen ze dikwijls niet verder dan dat Hij opkwam voor de zwakken of de armen.
Dat is natuurlijk waar, maar Hij kwam natuurlijk op voor
iedereen, in die zin dat Hij als verlosser een soort van advocaat was, een
pleitbezorger. Hij verdedigde ons bij de Vader.
Een andere uitspraak is: "Hij is ons voorbeeld." , waarbij men
zomaar aanneemt dat zijn voorbeeld volgen ons wel zal lukken, als we gewoon ons
best doen.
Maar ik zie het niemand doen.
Pas hoorde ik iemand vertellen hoe de verschillende christelijke
denominaties het avondmaal of de communie vieren en wat de betekenis voor hen
is.
Hij vond het interessant de geschiedenis ervan te bestuderen.
Ik durfde niet te zeggen dat het mij helemaal niet
interesseerde.
Wanneer ik de communie ontvang, dan doe ik dat met eerbied maar
hoe Jezus aanwezigheid theologisch in elkaar zit, vraag ik me op dat moment
niet af. Ik zou het trouwens toch niet echt begrijpen.
Hoeveel discussies worden er niet gehouden over het verschil
tussen de denominaties. Ze willen
allemaal bewijzen aan de hand van Bijbelteksten dat zij zelf gelijk hebben,
maar vooral dat de anderen verkeerd zijn.
En toch gaat het zelden over de fundamenten van het geloof. Meestal gaat het over wat ik 'versierseltjes'
noem.
Het probleem is dat de meeste christenen de fundamenten zelfs
niet kennen.
De hoeksteen van het fundament is Jezus en als je Hem niet kent,
dan heeft de rest geen zin.
Jezus taak was het evangelie van het Rijk Gods te verkondigen.
Maar wat is het Rijk Gods?
Hij is zoon van God maar Hij noemt zichzelf de Mensenzoon. Wie
of wat is Hij?
Heel het heilsverhaal draait rond vergiffenis en verzoening. Het
gaat om 'zeventig maal zeven', tot ' Vader vergeef het hen, want ze weten niet
wat ze doen' in zijn laatste momenten, te midden van vreselijk lijden.
Er worden ellenlange discussies gevoerd over praktische zaken
als ceremoniekleding, het soort muziek, tot zelfs waar iedereen moet zitten,
welke bewegingen er moeten gemaakt worden en welke woorden er moeten
uitgesproken worden.
Het is interessant je in gedachten de Jezus, die we kennen uit de evangelies
voor de geest te halen en Hem te vragen van Hij ervan
denkt. Zou Hij zichzelf of zijn
boodschap nog herkennen?

Jezus verkondigde het evangelie van het Rijk Gods.
Maar wat is het Rijk Gods?
Mensen hebben een sprookjesachtige voorstelling van dat Rijk.
Ze zien dan een stad met gouden muren, en poorten gemaakt van parels; een stad, die hangend aan touwen uit de hemel neerdaalt.
Het is een plaats die God als een geschenk aan de gelovigen geeft.
Maar dat is niet het beeld van het Rijk Gods; dat is het nieuwe Jeruzalem
dat Johannes beschreef in het boek Openbaring.
En het Rijk Gods is niet iets wat God aan ons geeft. In zekere zin is het iets dat wij aan God
geven.
God kan het niet geven, hoogstens aan ons opdringen, en dat doet Hij niet
want onze vrije wil is hem heilig.
''Het Rijk Gods is onder u" zei Jezus. Dit wil zeggen dat het niet gaat
over iets dat in de verre toekomst ons gegeven zal worden. Het Rijk Gods is er nu en was er ook in Jezus
tijd, nog niet ten volle maar er was een aanzet.
Het was er zoals het mosterdzaadje dat moet uitgroeien tot een grote
struik,
het was er zoals zuurdesem dat heel het deeg moet doen rijzen.
Het Rijk Gods is niets anders dan de plaats waar God heerst, waar God het voor het zeggen heeft, waar wij hem het gezag geven, waar zijn wil geschiedt.
Dat is wat Jezus kwam vertellen en voordoen. Hij was diegene die altijd deed wat zijn Vader wilde en Hij liet zien wat er dan gebeurde. De wonderbaarlijke dingen die gebeurden waren tekens van een leven naar Gods wil.
Jezus was de nieuwe schepping.
Net zoals Adam had Hij een vrije wil, maar Hij verkoos de wil van zijn
Vader te doen.
Hij was bereid de verantwoordelijkheid te nemen voor de fouten van de
schepping.
Hij liet de Geest van God de leiding overnemen. Waar hij was, was het
Rijk van God.

Jezus noemt
zichzelf steeds de Mensenzoon.
Wij christenen
noemen hem de Zoon van God en uit alles blijkt dat Jezus over God spreekt als
zijn en onze Vader.
Jezus is
inderdaad een zoon van mensen en een zoon van God.
Fysiek gezien
was Hij volkomen mens, een schepsel van God gevormd uit stof.
Wanneer mensen
het scheppingsverhaal lezen dan stellen ze zich dat stof voor als een hoop klei
dat tot een poppetje geboetseerd wordt.
Maar stof wil zeggen dat ons hele lichaam bestaat uit de scheikundige
elementen waaruit heel de aarde, of zelfs het hele heelal is samengesteld.
Maar wat maakt
ons tot mens?
Veel van onze
ideeën stoelen op kennis of eerder gebrek aan kennis uit het verleden.
God schiep de
mens naar zijn beeld en gelijkenis, dat leren we uit de bijbel.
Maar God is
geest. Hij heeft dus geen stoffelijk,
sterfelijk lichaam.
De mens heeft
dat wel. In dat verband spreekt men over
de mens, als zijnde bestaande uit een lichaam en een ziel, maar die ziel is een
zeer vaag iets. Het is dan de plaats
waar onze persoonlijkheid, ons bewustzijn, onze emoties, ons verstand huizen.
Ondertussen
weten we dat al die dingen in onze hersenen huizen.
Beschadigingen
in onze hersenen kunnen grote gevolgen hebben voor onze intelligentie, ons
karakter, onze emoties.
Fysiek gezien
zijn wij dieren. Wij denken dat we meer
ontwikkeld zijn, maar in realiteit weten we niet hoe een dier denkt of
voelt. Sommige dieren hebben eigenschappen
die ons met verstomming slaan.
Vleermuizen
navigeren via weerkaatsing van geluiden.
Vissen en
vogels reizen honderden kilometers met een inwendige gps.
Ze hebben
zintuigen die veel gevoeliger zijn dan de onze; kunnen dingen waarvan wij enkel
kunnen dromen.
Dus als God
spreekt over zijn beeld en gelijkenis, dan heeft Hij het over onze geest.
Enkel de geest
maakt ons tot mens.
Het is als het
ware de navelstreng met God. Verbonden met
Hem geeft het ons eeuwigheidswaarde.
Zoals een
navelstreng het bloed van de moeder met alle voedingstoffen en zuurstof naar
het kind brengt, zo brengt de geest van God alles wat de christen nodig heeft
naar de mens.
Hoe meer we
Gods Geest in ons toelaten, hoe meer we op Jezus gaan lijken. In Hem was de
volheid van Gods Geest aanwezig maar niet de zondige natuur.
Jezus kon
zeggen: "Ik en de Vader zijn één."

Jezus is onze Verlosser,
onze bemiddelaar, onze verdediger, een soort advocaat.
Maar waar gaat
het hier dan over?
Het is misschien
interessant om het verhaal tussen God en mens als een proces te bekijken.
God heeft de
mens geschapen met een vrije wil maar ook met richtlijnen; noem het wetten.
De mens heeft
die wetten overtreden en is dus in dit geval de beklaagde.
Jezus is de
advocaat die de mens verdedigt door verzachtende omstandigheden aan te voeren.
Hij kan dan niet echt de onschuld bewijzen, want de beklaagde is duidelijk in
de fout gegaan.
Maar de
advocaat wil absoluut de straf vermijden en de beklaagde nieuwe kansen geven.
Het probleem is dat er nog een figuur is die mee doet aan dit proces, namelijk satan, een naam die komt uit het Grieks en letterlijk betekent: aanklager, beschuldiger.
De rechtszaak
is een beeld van wat er in het leven van elke christen gebeurt: een strijd
tussen goed en kwaad.
We schijnen nog
al eens te denken dat die strijd buiten ons om gebeurt: de gelovigen tegen de
zondige wereld, de kerk tegen de antichrist.
Maar de strijd
woedt in ons. En de vraag is door wie
laten wij ons leiden: door de Heilige Geest of door satan? Er zit echt geen
braaf engeltje en een stout duiveltje op onze schouder dat ons bewust doet
kiezen; het gaat veel subtieler.
Staan wij aan
de kant van de aanklager of aan die van de verdediger?
Zoals dat vaak
gebeurt met geloofszaken zien we de strijd buiten ons, als een soort toneel.
Maar alles wat
te maken heeft met ons geloofsleven is realiteit.
Wij zijn de
aanklager telkens we anderen beschuldigen.
Wij zien onszelf als diegene die het goede doen en vinden wel een reden
om onszelf te rechtvaardigen.
De uitspraak
van Jezus over de splinter in het oog van anderen en de balk in ons eigen oog
is iets wat precies weergeeft hoe wij in het leven staan.
Wij zitten in
het kamp van de antichrist telkens we beschuldigend en veroordelend naar
anderen kijken of over hen spreken.
Maar we zitten
ook in dat kamp wanneer we veroordelend naar onszelf kijken.
Wanneer Jezus
zegt :'Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven
jullie ze niet, dan zijn ze niet vergeven." , dan zijn wij daar ook bij.
Geen elke
schuld weegt zo zwaar als de schuld die we op onszelf leggen.
De
verantwoordelijkheid voor het vergeven ligt bij ons.
God heeft alles
wat Hij kon doen al gedaan door Jezus.
Hij heeft ons
verlost van die schuldenlast.
Wij zijn
diegenen die die schuld weer op onze schouders en die van anderen leggen.
Heel het
heilsplan van God draait daar om: vergiffenis, verzoening, bevrijding van schuld.
Daar tegenin
gaan door niet te vergeven, is mijn inziens de grootste zonde; de
onvergeeflijke zonde die ingaat tegen de Heilige Geest.
Want indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw
hemelse Vader ook u vergeven; maar indien gij de mensen niet vergeeft, zal ook
uw Vader uw overtredingen niet vergeven. ( Mat. 6, 14-15)
Het
wonderbaarlijke hiervan is, dat de God deze zonde nooit vergeeft, maar dat ze
ophoudt te bestaan op het moment dat de mens vergeeft.
Zo groot is
Gods liefde.